Q |
|
|
|
Q |
afk. geQualificeerde |
q.q. |
afk. qualitate qua, in hoedanigheid van |
qadrese |
slechte vrouw |
qmer |
afk. commer, belemmering , last, belemmering in rechte |
qou |
waarheen |
quaart |
kwart |
quad attestor |
uitvoerend vaststeller, opsteller |
quade schulden |
oninbare schulden |
quaden |
in waarde verminderen |
quaderse |
kwaad wijf |
quadertiere |
veertigtal |
quadragenarius |
veertigjarige |
quadragesima |
de 40e dag voor Pasen, ook bekend als Aswoensdag, het begin van de vaste. eigenlijk zijn het 46 dagen tot paaszaterdag, maar de 6 zondagen zijn vasten vrij |
quadragesimus |
40e |
quadraginta |
veertig |
quadrans |
vierkant, vierendeel, kwart, vierde deel |
quadrant |
vierendeel, ook uurwerk |
quadrante |
met een kwart |
quadreren |
voegen, passen |
quadriennis |
vierjarig |
quadringentesimus |
400e |
quadruplijque |
antwoord op het derde inbrengen van de aanklager |
quae nominavit patrem |
die als vader noemde |
quae patrem declaravit |
die als vader noemde |
quae patrem designare recusavit |
die weigerde de vader te noemen |
quaecbert |
bordspel |
quaedlike |
op ondeugdelijke wijze |
quaerten |
bijeenroepen, ter vergadering oproepen |
quaestor |
penningmeester, ontvanger, beheerder van de staatskas |
quaestrix |
penningmeesteresse |
quaestuur |
ambt, waardigheid van quaestor |
quaet |
vuilnis, drek |
quaet geld |
vals geld |
quaetbeleijders |
verleider ( in bordeel) |
quaetdadinge |
snoodheid |
quaetdoener |
boosdoener |
quaetheit |
misdaad |
quaetie ende verschil |
verschil van mening |
quaetspreker |
lasteraar |
quahier |
opschrijfboek, gebedenboek |
quaken |
dobbelspel |
qualificatie |
hoedanigmaking, toekenning van een eigenschap, benaming, grootheid |
qualificeert persoons |
een man van aanzien |
qualificeren |
hoedanig maken, titel geven |
qualitate qua |
in hoedanigheid van, ambtshalve |
qualiteit |
aanzien, hoedanigheid, gedaante, staat, titel, eigenschap, zoals |
qualiter taliter |
hoe dan ook, het zij zo ‘t wil |
qualiteyten |
hoedanigheid |
quamquam |
ofschoon |
quant |
kameraad, gezel |
quantelaer |
knoeier, bedrieger |
quanti minoris |
is een acte die ingebracht werd als iets te veel, of boven de waarde gekocht is, daar bij men verzoekt om de teveel gegeven penningen terug te ontvangen |
quanti plurimi |
als de verkochte zaak meer waart is als dezelve is verkocht, en men verzoekt zo veel meer als bevonden zal worden te behoren |
quantiteit |
grootheid, menigvuldigheid, menigte, hooggrootheid, hoe vermogendheid, veelheid |
quantus |
zo veel als |
quareel |
pijl die uit de “balist” werd geschoten, was kort en dik met vierkante schacht |
quart |
munt |
quarta (feria) |
woensdag |
quarta falcidia |
is het vierendeel van de gehele erfenis, het welk de erfgenaam, met al te veel makingen (erfstellingen en legaten) belast, voor hem vrij mag behouden en aftrekken, en de rest aan de makingbeurders overgeven |
quarteleren |
vierendelen als lijfstraf, uiteen trekken als halsmisdaad straf |
quarteleren |
in de wapenkunde een kwartier, een der vier vakken van een gequarteleerd wapenschild, bepaaldelijk de rechterbovenhoek, het eerste kwartier van een schild |
quartier |
vierendeel, een wijk, gewest, |
quartier-meester |
kwartiermeester, wijkmeester |
quartieren |
in de geslachtkunde, kwartier van een stamtabel of kwartierstaat, ter aanwijzing van de afstamming van vaders - en moederszijde, vooral ten bewijze dat iemands kwartieren adellijk zijn |
quarto |
met een vierde, vier, 4, |
quartroenkijn |
maat of gewicht, een vaatje of tonnetje, 1/4e ton |
quartus |
vierde |
quasimatrimonium |
jozefs huwelijk, kuis huwelijk |
quasimodo |
eerste zondag na Pasen |
quasimodogeniti |
1e zondag na Pasen |
quatember (quatuor tempora) |
de 4 vastentijden die altijd op een woensdag beginnen na 13 december, Aswoensdag, na Pinksteren en na 14 september |
quater |
viermaal |
quaterne |
tot een boekje gevouwen en gebonden (4) vellen perkament of papier |
quaternelle |
uitstel van betaling voor vier jaar, ook; de akte hiervoor |
quatlistich |
arglistig |
quattuor |
vier |
quattuor decim |
veertien |
quattus decimus |
veertiende |
queckelhovet |
domoor, iemand met weinig verstand |
queen |
vrouw in kaartspel |
queenensondach |
veertien dagen na Pasen |
queeste |
speurtocht door een ridder naar de “graal” |
quelen |
praten |
quellen |
pijnigen, folteren, martelen |
quelnisse |
zie quellen |
quene |
een vrouw op leeftijd, een vrouw met ervaring en levenswijsheid, oud wijf |
quenicum |
oudewijvenpraat, volkswijsheden |
querel |
krakeel, klacht |
quereleren |
krakelen, beklagen, klagen |
querelleus |
krakelig, twisten, kibbelen |
quernsteen |
de kleine molensteen |
queruleeren |
tegenspreken |
questeren |
geld bijeenbrengen, giften verzamelen |
questie |
geschil, vraagstuk |
questioneren |
ondervragen, verhoren |
quetsen |
verwonden, pijnigen |
quetsende |
verwondende |
qui |
(achter een woord geplaatst) en, aan wie, waaraan, wiens, wier, welke, die |
qui a dit être.... (pere de la) ...... défunt |
die verklaart te zijn .de vader van de......... overledene, vervlogene |
qui fuit ….annis |
die …. jaar oud was |
qui fuit 55 annis |
die 55 jaar oud was |
qui mecum |
die met mij |
quia |
omdat |
quic |
levend dier, zowel jong als oud, ook slachtvee |
quicbeeste |
gehoornd vee |
quicgenoot |
vee, een dier |
quickenoot |
zie quicgenoot |
quicsant |
drijfzand |
quid pro quod |
het een voor het ander |
quidam |
de een of andere, een zeker iemand, een of andere snuiter |
quidecies |
vijftienmaal |
quidem |
zeker, inderdaad |
quiesceren |
berusten, rusten |
quiëtude |
gerustheid |
quietum |
beschutting |
quigenti |
vijfhonderd |
quijt te schelden |
kwijtschelden |
quijtbrief |
kwitantie, brief over de voorwaarden voor vrijlating van de gevangene |
quillibet |
ieder zonder uitzondering |
quilliote |
inzameling van de heffing van belastingen |
quindecim |
vijftien |
quingentesimus |
500e |
quinquagenarius |
vijftigjarige |
quinquagesima |
de 50e dag, de 7e zondag voor Pasen |
quinquagesimus |
50e |
quinquaginta |
vijftig |
quinquanelle |
vijf jarig uitstel |
quinque |
vijf |
quinquenelle |
uitstel van betaling voor vijf jaar aan de schuldenaar |
quinquennis |
vijfjarig |
quinta (feria) |
donderdag |
quintaal |
gewicht, 1 qintaal = ca. 1/22 last |
quintam matutinam |
vijf uur in de morgen |
quintilis |
juli, vroeger was dit de 5e maand |
quinto |
op de vijfde, ten vijfde |
quintupel |
vijfvoudig |
quintus |
vijfde |
quintus decimus |
vijftiende |
quisquillën |
prullen, beuzelarijen, vodderij |
quitare |
lossen, betalen |
quite |
kwijt, vrij, ontslagen van |
quite weren |
vrijwaren |
quiteren |
verlaten, ontslaan, te goede schelden, afzien van, laten varen |
quitinge |
betaling, vrijmaken, lossing van een rente, voldoening |
quitlatinge |
kwijtschelding |
quitscheldingshebrief |
betalingsbewijs |
quitte |
elkaar niets meer schuldig zijn, gelijk |
quod |
dat |
quod attestor, quod testor |
het geen ik getuig, - bevestig, -verklaar |
quod testor |
hetgeen ik getuig |
quohier |
een rekenboek, een register |
quomodo |
op welke wijze, hoe |
quondamquodibet |
allegaartje, van alles wat |
quoque |
ook |
quote |
aandeel, mate, deel, portie |
quoteboec |
landboek, erf-register, kadaster |
quoteren |
aantekenen, tekenen |
quotidiana |
dagelijks terugkerende koorts |
quotisatie |
schatting, optekening, berekening van ieders deel |
quotiseren |
schatten, naar verhouding delen |
quoyeren |
kohieren |
quyt |
vrij, onbelast, gezuiverd. ook; vernietigd, van geen waarde. |
quytantie |
kwijting, kwijtscheldingsbrief, kwijtschelding |
quytbaer |
afkoopbaar, aflosbaar, afkwijtbare rente |
quytcopen |
(hem) zich vrijkopen |
quytlaten |
(enen) vrijlaten. |
quytscelden. |
iets aan iemand overdragen, zijn recht aan iemand opgeven, ook; zich voldaan verklaren, zijn recht op iets opgeven. |